FURTHER NOTES
- At this time, people mainly eat fries, burgers and ice cream
- There are 6-7 employees working, while it is very quiet
- Diverse group of employees, many different cultures and ages
- Most visitors are in groups of two
- The McDonalds is empty, maybe 7 tables out of 50 occupied
- The music is typically for young people. Lots of new songs, the volume is very loud
- Most of the staff are chatting
- The smell is neutral, it does not smell like food
- Little is ordered at the bar, but mainly on the large screens
- The target group is very broad. Mother with daughter, lots of students, woman with pram,
uber eats delivery people
- Many people alone
- Orders are very quickly ready
- Toilet is hard to find, will be little used by non-customers
- employee flirts with customers
Jona: 24 years old
1. I think I go to McDonald's maybe 4 or 5 times a year.
2. If I go, it will be in the afternoon or in the evening.
3. Most of the time I will order a burger menu, something like the BigTasty with bacon.
4. Not really a specific feeling.
5. We almost never went to McDonald's. Only sometimes when we came back late at night from our holiday, then we would go through the McDrive and me and my sisters would always get a happy meal.
6. Back in High school we had a gymnastics course in the sixth grade, where we would go wakeboarding for a few times. After that we would go with a group to McDonald's, that was always pretty fun.
Maatschappelijke veranderingen zijn duidelijk zichtbaar, maar onze gebouwde omgeving is er totaal niet op afgestemd. En erger, in nieuwbouwprojecten wordt er geen rekening mee gehouden. De woningen voldoen dus al niet aan de wensen, behoeften, en maatschappelijke veranderingen voordat ze de tekentafel verlaten. Hoe trek je je schoenen uit in een hal van 1.30 meter breed? Hoe ontvang je bezoek als je anderhalve meter afstand moet houden in een krappe hal? Waarom willen bewoners een open of gesloten keuken? We associëren de gesloten keuken met allochtonen, terwijl we tot voor kort zelf ook allemaal een gesloten keuken hadden. Het gaat om de vraag die erachter ligt. We willen een gesloten keuken om geuren buiten te sluiten. Het gaat niet om het ontwerpen van een Marokkaanse, Surinaamse, Poolse of Turkse woning. We moeten ruimtes ontwerpen waar iedereen zich prettig in voelt.
Lyongo Juliana is een architect die indruk op mij gemaakt heeft. Zijn onderwerp visie is er een waar ik mij als ontwerper erg is herken. Hij voelt een verantwoordelijkheid als ontwerper en houdt zich naast het ontwerpen van villa’s ook bezig met projecten die betrekking hebben tot de maatschappij. Een ontwerp voor een school, ziekenhuis of iets
anders sociaals heeft een mooie diepere laag en dit geeft hem een kick.
Om zijn ontwerpen te laten slagen kijkt hij rustig naar wat er precies gebeurt, wat is de situatie en wat zou een oplossing kunnen zijn? Hij vergelijkt situaties met ouden en nieuwe technieken.
Zo werd Lyongo Juliana gevraagd een oplossing te vinden voor huizen die gevestigd zijn op een plek waar veel orkanen zijn. Hij is gaan kijken naar materialen dat, net als de daken van de huizen, tegen harde witstoten kunnen en kwam zo op het materiaal waar vliegtuigen van gemaakt worden. Je verstand gebruiken biedt veel oplossingen.
Daarbij focust hij zich op de eindgebruiker, de mensen die uit eindelijk in zijn ontwerpen gaan leven. In de afgelopen decennia is de focus vooral gevestigd op iconische gebouwen, zorgen dat de ontwikkelaar tevreden is, er is minder focus op diversiteit en sociale aspecten.
Wanneer we ons meer focussen op de eindgebruiker, de mens, is de opdrachtgever ook tevreden.
“Ik zie het wel als mijn taak om een cultuur te begrijpen en te achterhalen wat de behoeften van de bewoners in bepaalde woonvertrekken zijn.” - Lyongo Juliana
Gevoelig zijn voor de kleine verschillen is hierbij van belang, wat gaan de mensen in een ruimte doen en hoe kan ik een ontwerp zo maken zodat dit kan gebeuren? Observeren is hierbij ontzettend van belang. Ook is onderzoek naar verschillende culturen doen van groot belang. Tuurlijk kan je niet iets ontwerpen wat voor iedere cultuur relevant is, wel kan je kijken naar aspecten die voor zo veel mogelijk culturen als prettig ervaren worden. Hij noemt een paar voorbeelden:
1: In bijna alle huizen is het toilet gevestigd in de gang, bij de ingang. Dit is een plek in het huis die veel mensen passeren, waar veel activiteiten zijn en hierdoor niet de mogelijkheid is om rustig te toiletteren. Dat het toilet om praktische redenen hier geplaatst is kan ik begrijpen, maar is het niet veel belangrijker de plek van het toilet rustig is zodat het prettiger is in het gebruik.
2: De gangen in Nederlandse huizen zijn heel erg smal, terwijl het in heel veel huishoudens, van mensen met immigratie achtergrond of niet, gebruikelijk is om de schoenen uit te doen. Om dit te kunnen doen staan mensen vaak met de billen tegen de muur en ongemakkelijk voor over gebogen omdat er geen plek is voor een stoel. Een kleine aanpassing in een ontwerp, een iets bredere hal, zal voor zo veel meer fijner zijn in het gebruik.
3: Nederlandse keukens zijn vaak open, dit is mooi en ruimtelijk, maar de ventilatie in de huizen is erg slecht. Juliana noemde als voorbeeld dat wanneer hierin een curry wordt bereid het hele huis hiernaar ruikt en dit is niet praktisch. Om de ze reden kiezen mensen met een migratie achtergrond vaak gekozen voor een huis met hierin een gesloten keuken zodat de geur van het eten in de keuken hangt in plaats van in het hele huis. Een goed ventilatiesysteem zou een oplossing zijn voor een keuken waarin iedereen in Nederland prettig kan koken.
Lyongo Juliana verteld over zijn bezoek aan Colombia. Tijdens dit bezoek heeft hij gezien dat je als architect wel degelijk een verschil in een wijk kan maken. In plaats van dat ze in de stad Medellín de rug hebben gekeerd naar een sloppenwijk hebben architecten Alejandro echeverri en Jorge pérez jaramillo een plan bedacht om de wijk te verbeteren. Een verbinding door middel van een kabelbaan naar de stad zorgt ervoor dat de wijk toegankelijk is. Ook sociale programma’s hebben geholpen bij het verbeteren van de wijk. Scholen en bibliotheken met hoogwaardige architectuur maken van de wijk een bezienswaardigheid en heeft een nieuw impuls gegeven in de buurt. Bij de bibliotheek kwam een pleintje, hier op is de mogelijkheid geboden winkeltjes te creëren door de bewoners van de buurt, dit gebeurde dan ook.
Wittevrouwen
Toen Utrecht rond 1122 stadsrechten kreeg, was het gebied dat nu de binnenstad is verre van volgebouwd.
De stad wordt vergroot en vanaf het Neude komt er een nieuwe straat, de Voorstraat, als verbinding met de stadspoort en de uitvalsweg richting De Bilt en Zeist.
Er was daarom genoeg ruimte om een klooster te stichten op een landelijk stuk in het noordoostelijke deel langs de Singelgracht. Dat klooster richtten de Utrechters voor een speciale doelgroep in: het werd een levenslange opvangplaats voor ex-prostituees, gewijd aan Maria Magdalena. Dat bleek een succesvol recept om liefdadigheidsinkomsten binnen te krijgen, totdat de rijken interesse in het klooster kregen.
Het Wittevrouwenklooster moet gesticht zijn na 1227. Stukje bij beetje kreeg de adel het er voor het zeggen; langzaamaan verdwenen de ex-prostituees, en kwamen er rijke vrijgezelle dames voor in de plaats, doordat er een hoge kostprijs aan een levenslang verblijf gevraagd ging worden. Met de verandering van de doelgroep veranderde ook de taak en functie van het klooster: de zusters gingen zich wijden aan geestelijke zorg en sloten zich aan bij de Norbertijnenorde. Daar gingen ze zich dan ook naar kleden. En laat de kleding van die orde nou helemaal wit zijn: de namen van een nieuwe buurt (vandaag de dag net buiten de singelgracht) met straten was geboren.
Na de overgang van het Utrechtse stadsbestuur naar de Reformatie, in 1580, kwam geleidelijk aan een einde aan het bestaan van het wittevrouwenklooster. In de jaren erop volgend werd het klooster geleidelijk gesloopt.
In het midden van de 19e eeuw werden de kleinere straten en hofjes aangelegd, die werden bebouwd met voornamelijk arbeiderswoningen en middenstandswoningen die de buurt zijn karakteristieke uiterlijk geven. Deze woningen bestonden uit een woonlaag op de begane grond waarboven een enkele 'slaapzolder' onder een mansardedak. Langs de hoofdroutes werden in dezelfde periode grotere huizen gebouwd voor de middenstand en de gegoede burgerij. Rond 1900 was min of meer de gehele huidige buurt Wittevrouwen bebouwd. Honderd jaar later is het merendeel van de oorspronkelijke bebouwing nog intact.
Op dit moment is de wijk gewaardeerd en geliefd, maar rond de jaren zeventig waren er gemeentelijke ideeën om de kleine arbeiderswoningen - een flink aantal had bijvoorbeeld nog een 'toilet' in de tuin - te vervangen door nieuwbouw. Geldgebrek verhinderde verdere uitwerking van deze ideeën. Nadat een aantal woningen door de 'creatieve klasse' waren gekocht, begon het aanzien van de wijk te veranderen. Een aantal huizen werd opgeknapt en kreeg een totaal nieuw uiterlijk. De gemeente was er niet altijd blij mee. De wijk moest bijvoorbeeld een actie voeren "Laat Wittevrouwen zijn kleuren behouwen" toen de gemeente de bonte schakering van huis- en deurkleuren wilde verbieden. In de 21e eeuw zijn veel van de arbeidershuisjes van weleer grondig verbouwd en gemoderniseerd en is de hippieachtige uitstraling van de tachtiger jaren weer verminderd.
Architecture is a cultural norm that produces structures that are meant to be followed-the streets of a city, the compositions of rooms inside a house-and therby controls the conditions that define, limit and influence a body. Housing plans set spaces and lay out how domestic life is meant to be lived. In western society the nuclear family is the propagated household from one generally aspires to. This is spatially represented in the housing plans of single-family houses. The plans reinforce the gendered division of labour, the kitchen traditionally being the domain of housewives, for example. The spatial representation of domestic labour had a direct and historical relation to industrial labour, to the cost-calculations and conditions it is performed under.
This essay aims to unpack some of the conditions under which the social housing complex De kiefhoek was built. To look at the history of a building offers an understanding of contemporary living conditions we so often accept as natural, guiding us to reflect on the kind of life we live in the paths laid by urban planning and architecture.
The houses and the surrounding public space are rationalized to enforce appropriate behavior and educate the working-class families towards what was deemed to be proper.
The subsequent economizations of the government disadvantaged the apartments by reducing the quality of material and the space available to the families. Rejected features of the initial plans include a bathroom or a shower (in the final houses only a toilet was present), a washstand on the first level with the bedrooms, a built-in ironing board, a service hatch connecting the kitchen to the living room and a letter box at the service hatch connecting the kitchen to the living room and a letter box at the entrance. In my opinion, some of these amenities would have provided more comfort, especially to the housewife laboring inside the home. Most weighty of the rejections is the decision to take away sanitary facilities, as it denied any improvement in domestic hygiene and thus health. Access to a proper bathing routine inside the home would have had a real impact on the people who were supposedly being educated by living in these new houses. While many of the architect’s decisions seem to derive from their assumptions about wat they called “the social weak”, both expressed concern about the municipality’s decision to exclude washing facilities from the houses.
The overcrowded, slum-like conditions of shared housing prevalent for many working-class people was a worry for legislators at the beginning of the twentieth century. The feminist designer collective Matrix points to the relation of architectural plans towards the oppression of woman, using the design of urban houses in Britain between the early nineteenth century and mid-twentieth century as an example.
This development aligns with the architectural plans as well as the intentions for modesty and education coming from the legislator and the architect for the new houses of De Kiefhoek. The houses were built to replace unacceptable living conditions but ‘a-social people couldn’t be authorized here, but one can find “social-weak” that thought thanks to the home inspection (of course a woman), develop in general quite nicely in the direction of decent inhabitants.’(de Jonge van Ellemeet, 1931, 106). It wasn’t just the municipality’s aim to provide poor people with decent living but also to “better them”, to educate them to standards of the time that were deemed proper and civilizes.
The main advocates for the rationalization of the domestic-the industry, bourgeois feminists and social democrat union leaders-promoted the simplifying and streamlining of domestic labour so that woman could serve their own family better. (Nolan, 2016) From there, they believed, woman could increase their participation and service for the public realm, too. Inside the house the kitchen became an isolated chamber, which worked to position it as the center of the housewife’s work. It was placed separately from other living functions and designed to be a small space to delineate the kitchen as a place of labour. Eating in the kitchen was seen as a working-class habit and something to be prevented by scaling them down: ‘a big kitchen is unwanted, because people will permanently live there’. (Oud, no date, no pagination) The kitchen of De Kiefhoek museum apartment is very small with little storage space.
Oud published an article called: Housewives and architecture. Oud urges architects to listen to the demands of housewives, as they are the ones who maintain the domestic sphere, and he compliments the housewives of Stuttgart, who remain nonetheless unnamed, for sharing guidelines for an architect to orientate to in relation to the planned housing estate Weissenhofsiedlung.
The old houses had a single coal hearth in the living room. Not only was it uses to cook on, it also served as the only heater in the home. While the kitchen had a gas socked, no stove was provided (and there really is no place to put it either.) it is the single warm stove that keeps the family together in one room only, whereas heating up all rooms would allow them to follow their own desires in different rooms.
What a working-class person does or does not teed was never asked. Rather, their needs were decided by the people governing them. The modernist housing project emphasized the education of working-class we can observe how the pre-given structures of builing sets bodies in position that co-determine the options and possibilities of living.
Family houses are still planned similarly to how they were set up at the beginning of the twentieth century, the greatest shift being how the scale of rooms had changed to accommodate contemporary needs and expectations. To me, what now seems of most influence to the conditions of living in the south of Rotterdam where De Kiefhoek is situated is the legislation of city planning.
After the transition from the Utrecht city council to the Reformation in 1580, the existence of the White Women monastery gradually came to an end. In the following years the monastery was gradually demolished.
In the mid-19th century, the smaller streets and courtyards were built, which were built with mainly workers' and middle-class houses, which give the neighborhood its characteristic appearance. These houses consisted of a floor on the ground floor, above which a single 'sleeping loft' under a mansard roof. In the same period, larger houses were built along the main routes for the middle class and the middle class. Around 1900, more or less the entire current Wittevrouwen neighborhood was built on. A hundred years later, most of the original buildings are still intact.
At the moment the district is appreciated and loved, but around the 1970s there were municipal ideas to replace the small workers' houses - quite a few, for example, still had a 'toilet' in the garden - with new buildings. Lack of money prevented further development of these ideas. After a number of homes were bought by the 'creative class', the appearance of the neighborhood began to change. A number of houses were renovated and given a completely new look. The municipality was not always happy with it. For example, the district had to conduct an action "Let Wittevrouwen carve his colors" when the municipality wanted to ban the variegated shades of house and door colors. In the 21st century, many of the workers' cottages of yesteryear have been thoroughly renovated and modernized, and the hippie-like appearance of the 1980s has diminished.
De Zandhofsestraat is nu ruim een eeuw oud. De meeste huizen zijn gebouwd tussen 1886 en 1896, en op 9 mei 1890 kreeg hij officieel de naam Zandhofsestraat (op bouwtekeningen van voor die tijd staat gewoon "projectstraat"). In boekjes over de wijk kun je lezen dat de straat genoemd is naar een tuinderij die hier gelegen heeft.
De geschiedenis van de Biltstraat, een straat gelegen naast de Zandhofsestraat, is heel oud. In de Romeinse tijd liep hier al de route tussen "Trajectum ad Rhenum" (Utrecht) en "Novio-magum" (Nijmegen). De straat was al in de Middeleeuwen verhard, en dat was iets bijzonders.
De Santhofsteeg was vroeger een steeg die naar warmoezerij de Zandhof loopt. (de naam wordt steeds anders gespeld), en in een verkoopacte uit 1716 staat dat die aan de Santhofsteeg ligt. Naar alle waarschijnlijkheid liep de Santhofsteeg waar nu de Oude Kerkstraat is. De naam van de straat is dus al oud, maar de steeg stond haaks op "onze" Zandhofsestraat. De exacte plaats van de Zandhof is (nog) niet helemaal zeker, maar hij was in elk geval wel hier vlakbij. Op veel oude kaarten is aan het einde van het Moordenaarspad (Gildstraat) een gebouwtje getekend dat best de Zandhof zou kunnen zijn.
Door geboorteoverschot en instroom van nieuwe inwoners door een opbloeiende economie, verdrievoudigde in de 19e eeuw het aantal inwoners. Veel nieuwe inwoners waren afkomstig van het omliggende platteland en katholiek, wat tot veranderingen leidde in de religieuze verhoudingen binnen de stad en soms spanningen gaf. De bisschoppelijke hiërarchie werd hersteld met Utrecht als hoofdzetel. De bevolking woonde nog grotendeels binnen de reeds volgebouwde middeleeuwse stadswal. Meerdere cholera-epidemieën braken uit, vooral in de armere wijken als Wijk C en in 1850 slonk met bijkomende emigratie binnen enkele jaren de bevolking van 50.000 inwoners met 3500.
Pas in de decennia na 1850 zou de leefsituatie gaandeweg aanzienlijk verbeteren door met name toenemende gezondheidszorg en kennis vanuit de medische wetenschap in de Utrechtse universiteit, eerste stadsuitbreidingen, woningverbeteringen en hygiënemaatregelen. Rond 1900 groeide de stad naar 100.000 inwoners.
In de eerste helft van de 19e eeuw waren er in Utrecht, naast de traditionele nijverheid en de regionale markt, bedrijven die vrijwel allemaal nog een kleinschalig karakter hadden. De toegenomen bouwnijverheid bracht nieuwe banen. Daarbij vormde de overheid een belangrijke werkgever. In 1843 kreeg Utrecht een treinverbinding. Rond 1870 was de stad uitgegroeid tot het knooppunt van de spoorwegen in Nederland waardoor steeds meer handel, industrie en dienstverlening hun weg vonden naar de stad.
INTERVIEUW MET HUISGENOOT 3:
1 wat vind je van de grootte van je slaapkamer?
Tevreden, groot er ruim
2 Zou je het vervelend vinden als hij kleiner was als dit als gevolg zou hebben dat de woonkamer groter zou zijn?
Nee zou ze niet erg vinden, sowieso geen problemen met een kleinere kamer
3Hoe ervaar je de keuken?
een beetje small, zou fijn zijn als er een echte oven in zat
4 Heb je er last van dat de keuken open is?
Nee, juist gezellig
5 Zou je het fijn vinden om te kunnen zitten in de gang om je schoenen uit te doen
Ja heel fijn, jammer dat daar nu geen ruimte voor is
6 Wat vind je van de locatie van het toilet?
goed
7 Wat mis je nog in de woonkamer?
niks, ik zou niet weten wat ik mis